Zodra ik me in de stoel neervlei, in het centrum voor gehandicaptenzorg, word ik omsingeld door anesthesist, assistentes, polsbandjes en naalden. Al snel heb ik een infuus in mijn ene arm, en een bloeddrukmeter aan de andere, plus allerlei plakkers op mijn borst en vingers. De tandarts zegt: “Je doet het goed, heel goed.” De anesthesist zegt dat ze me een slaapmiddel gaat geven en dat ik binnen een halve minuut zal slapen. Ik sluit mijn ogen. En op de klok zie ik nog net dat het 11:10 is.
Enkele uren later word ik wakker in een uitslaapkamer. Een prettig dizzy gevoel. Laat me slapen… Maar er wordt aan me geschud. En iemand reikt me mijn contactlensdoosje en een spiegel. Ik mag heel voorzichtig overeind komen.
Vriend W. die me begeleidt, zit met een glimlach aan het bed. Ik frummel mijn lenzen in mijn ogen en zie weer iets. Het is kwart over drie op de klok aan de muur. In een rolstoel verlaat ik het centrum, naar de auto, en W. brengt me thuis.
De rest van de middag bestaat uit flarden die komen en gaan. W. zet thee, laat hondje Wiedes – die me zorgelijk besnuffelt – uit, en ik krijg beschuitjes op de bank. En W. beantwoordt mijn vragen geduldig.
“Je sliep na ongeveer 20 seconden.”
“Ze zeiden dat ze ook wat penicilline hebben ingespoten. Uit voorzorg.”
“Volgens hen was alles goed gegaan.”
“Ze zeiden dat je vanmiddag geheugenverlies zou hebben.”
Ik knik en probeer het me allemaal voor te stellen; onder narcose, in de gebruikelijke stoel bij mijn speciale tandarts, in het gehandicaptencentrum… voor een wortelkanaalbehandeling en een palet aan onderhoudsmaatregelen waarmee ik weer jaren vooruit kan.
“Maar verder geen bijzonderheden,” pols ik. Inmiddels heb ik ontdekt dat mijn rechter contactlens van -7 kwijt is. Niet goed ingezet, en half slapend niks opgemerkt bij vertrek uit de kliniek.
Nee, geen bijzonderheden, volgens W. Hij staart me een tijdje aan, aarzelt en zegt dan: “Ze hebben daar wel een heel leuke manier om te checken of iemand slaapt.”
Oh, wat dan?
“Nou… Ze proberen je te laten schrikken met een man in een gorillapak.”
Huh? Ik geloof er niks van.
“Nee, echt,” vervolgt hij. “Toen je net onder zeil was, kwam er iemand in een gorillapak binnen, en die begon voor je neus te springen en te roepen. Toen je hoegenaamd niet reageerde, zei de tandarts: ziet u, ze slaapt, we kunnen beginnen.”
Ook dit tafereel probeer ik me voor te stellen. Vermoedelijk doet het centrum dit, om bezorgde ouders aan te tonen dat hun kind echt slaapt, zodat ze met een gerust hart de behandelkamer verlaten. Maar ik zal er de volgende keer beslist naar vragen. En nooit meer zal ik de stoel ingaan, zonder te denken aan de gorilla van mijn tandarts.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Woohoo – het is weer achter de rug. Dapper hoor!