De bel gaat. Ik ben zijn laatste klant. Hij loopt traag de trappen op, met het pakje. We kennen elkaar inmiddels van gezicht. Ik vind het fijn dat er niet telkens een andere bezorger komt. Noem me conservatief. Of hecht-gevoelig. Ik wil alles mijn leven lang hetzelfde. Gehaktballen van Albert Heijn. Jus uit een pakje. Vanillevla met hagelslag. Tampons van Libresse. Kanis & Gunnink. Drum met Rizla Rood. Completa Navulverpakking. En altijd dezelfde postbode. En hij weet het nog niet. Maar hij gaat de hoofdrol spelen in een volgend verhaal. Hij laat namelijk zijn bestelbus achter met brandende koplampen. Maar het overhandigen van het pakketje loopt anders dan normaal. Ik vraag hem een moment te wachten (het is namelijk onder rembours, en ik moet contant betalen). Enfin. Alles loopt anders. Wanneer hij eindelijk mijn appartement verlaat, is zijn accu leeg. Het is oktober, trouwens. Donker, inmiddels. Hij belt weer aan. Of hij zijn digitale codeerapparaat hier heeft laten liggen. En of hij meteen de wegenwacht even mag bellen. Intussen blijkt dat er ook iets mis is met het pakketje. Ik zal hem uitleggen waarom, god, waarom. Kom even binnen. De regen slaat tegen de ruiten. Dit heeft niets met aantrekkingskracht te maken, trouwens. Het is de onhandigheid van het dagelijks leven, waarin alles altijd net tien graden uit de pas loopt. Zodat het aan het eind honderdtachtig graden fataal is. De koffie druppelt. De wegenwacht is overbelast. Daar zit hij. Mijn dierbare, vaste postbode. Aan de keukentafel. Met een lege accu. En ik vertel hem. Alles. Vanaf het begin.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok