Vorig jaar had ik een slimme oplossing bedacht voor de voedertafel, waar kauwen en gaaien steeds het lekkers wegkaapten. Een grote kooi van ruime tralies aan de schuttingdeur werkte perfect. Voortaan konden koolmeesjes, pimpelmeesjes en andere kleine soorten ongestoord eten. De grote gasten keken vanaf hoge goten stoïcijns toe, een beetje zoals de oude heertjes van The Muppetshow.
En nu. Vanaf half maart keerden ze opeens terug, de hangjongeren onder de stadsvogels. Ik legde meteen de link met corona: de markten in de wijken, die gewoonlijk zorgen voor een walhalla aan etensafval, zijn stopgezet; daarmee dus ook het gemakkelijke eten voor kauwen en eksters. Ze moeten op zoek naar andere plekken nu mensen thuis eten.
Al snel begonnen ze om de beurt, net als de koolmeesjes, aan de tralies te hangen. Hun aanwezigheid werd zo opdringerig dat de nestkasten voor de meesjes deze lente leeg bleven.
Johnny maakte een dakje van fijner gaas op de voederkooi. Nu konden de kauwen de buiteling niet meer maken, en ze hielden het voor gezien. Maar de eksters en de gaaien glipten, na een sprongetje vanaf de bank, door de zijkant naar binnen, propten hun keel vol met pinda’s en lieten de meesjes beduusd achter.
Johnny bekleedde één zijkant van de volière met fijn gaas. En ja, de eksters taaiden nu ook af. De enige die nog aan het gaas zit te sjorren en zich door geen enkele coronamaatregel laat weerhouden, is de brutale gaai. En ja… natuurlijk vindt hij een gaatje… en gooit zijn bek vol met pinda’s.
Hier thuis lachen ze wanneer ik de tuin inren en de gaai toch weer verjaag. “Je wou toch natuur?”
Ja, eigenlijk is een doorlopend buffet met volle potten pindakaas ook vreemd. Kijk hoe volgevreten die mezen zijn. Is dat natuur?
Nou, dat kan me niks schelen. Heerlijk is het. Om ’s middags in de tuin te zitten en bezoek te krijgen van jonge pimpelmeesjes, net uit het nest, die zij aan zij pootjebaden in het vijvertje. De een oefent liever in de aarde van een vijverplant, de ander trippelt onwennig langs de kant. Ze hebben drempelvrees. Moeder geeft vanaf een tak aanwijzingen. Ik krijg er geen genoeg van. Hoe meer van dit soort natuur, hoe liever.
Niks geks aan. Lees maar in Het Vogelhuis. Een roman (2016) van Eva Meijer over het leven van Len Howard, die in de jaren dertig koos voor leven in een tuinhuis, waar de vogeltjes in- en uitvlogen en bij haar op schoot zaten. Ze ontdekte zoveel over het sociale gedrag van koolmezen (ik zie het hier ook elke dag: ze zijn superslim en kijken voortdurend naar elkaar om te leren). Misschien maakte haar solitaire leefwijze haar wel wat eigenaardig. Met de nadruk op aardig.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Hoe leuk is het om geluk te faciliteren 🙂