Na vier dagen chaufferen zat mijn taak erop, bij de tentoonstelling van Varkens in Nood. Ik zou heel snel kunnen wennen aan groot, zwaar materieel. Tijdens een van de varkens-dagen kwam ook een jongen met een tractor en een tank vol water het terrein op, om de bloembakken te bewateren. Hij vond het een belachelijke taak, maar het moest. In opdracht van de gemeente. Ik heb even in die tractor gezeten en: ook dat beviel uitstekend. De jongen van de wagen was een boerenzoon uit de Hoekse Waard. Zijn vader was akkerbouwer. Naast hen zaten biologische boeren, vertelde hij. ‘En alle ziektes waaien vanaf hun land over naar het onze.’ Tja, boerenlogica. Dat die ziektes mogelijk in de loop der tijd gecreëerd zijn door overbebouwing en -bestrijding, door zijn eigen voorouders dus, dat kwam niet in hem op. De boerenzoon wilde nog veel meer vertellen. Over zijn nieuwe opleiding. Over de schuurfeesten in de omgeving, waar zelfs de stadse mensen graag kwamen. ‘Zoiets hebben ze nog nooit gezien.’ En zijn wangen gloeiden.
Die boerenzoon had iets ontwapenends, met zijn paar blonde sprietjes en zijn zeventien lentes als sproeten op zijn neus. Hij bleef maar tegen ons aankletsen, met grote ogen, pratend met lange pauzes en instemmend knikken. Hij wilde zoveel kwijt. Zoveel vertellen. Dat gold trouwens ook voor veel stadse mensen. Mensen in nood. Ze lopen langs je standje, talmen en richten dan het woord tot je. Een man, die het liefst een eigen boerderijtje met dieren zou beginnen, ergens. Die droom hoor je van zoveel mensen, het lijkt wel een collectieve fantasie. Een magere vrouw, gekleed in goudbruine tuniek en een hoofdband; ze maakte een ommetje, wees met haar hand achterom, vlakbij hier lig ik op afdeling te wachten op een operatie. Vlakbij, dat is: het Erasmus MC dat aan het museumpark grenst. Ze had iets heftigs, vertelde ze. Iets fataals in de darmen. Maar haar overbuurvrouw, die was er pas slecht aan toe, zei ze. Ze hoopte op een lang, mooi leven, na de operatie. Ze was zo mager dat haar schouders als vleugels uit de rug staken. Gracieus groette ze ons en slenterde door. Een andere vrouw, vergezeld van haar teckel: ‘Geweldig wat jullie doen, zo hoort het.’ Ze had jarenlang met haar man in Canada een boerderij gerund. Met een paar varkens op het erf. Die hadden hun eigen kot, waar ze hun nest bouwden en hun jongen opvoedden. Ze begon te glimlachen. Totdat haar man overleed; hij werd doodgedrukt door een van zijn fokpaarden. De vrouw bleef nog tien jaar in Canada. Voor de kinderen. Inmiddels waren die volwassen, en zij was neergestreken bij een zus in Rotterdam. ‘En nu,’ zei ik. Want mensen komen altijd met nu. ‘Nu word ik binnenvaartschipper,’ vertelde ze. Wat ontzettend leuk, zei ik. Ja, een oude meisjesdroom was het. Maar moeilijk om met 55 jaar dat wereldje binnen te komen. En hoe deed ze dat? Ze was begonnen af en toe mee te varen met schippers. Laden en lossen, het echte werk, dat wilde ze. En binnenkort begon ze met de opleiding tot matroos. Hier in Rotterdam. Via speciaal onderwijs, want in het reguliere MBO werd ze niet toegelaten tussen de jongeren. ‘Terwijl de binnenvaart zo om mensen zit te springen,’ zuchtte ze. Binnenvaartschipper. Ze wenste ons succes met de varkens en wandelde door. Zo gaat dat. Mensen vertellen hun intiemste dromen. En ze lopen weer door. Contact willen ze. Maar nooit langer dan vijf á tien minuten. Zoals ook een hoge pief uit de bouwwereld. Ooit was hij hoog geweest. Dat zei hij niet, maar hij strooide met namen van architecten met wie hij had samengewerkt. Hij wees naar de Kunsthal en zei: ‘Rem Koolhaas. Als ik de vergunning niet had gegeven, was dit er niet gekomen. En dan was Rem failliet, want in die dagen ging het slecht met zijn zaken, hoor.’ De hoge pief beantwoordde een telefoontje uit Antwerpen en noemde nog meer namen. Kristien Hemmerechts: zijn buurvrouw in België. Hij keek of ik reageerde. Welwillend als altijd toonde ik mijn bewondering. ‘En wat doet u nu?’ vroeg ik. Want er is altijd een nu. ‘Ik begeleid jonge ondernemers,’ antwoordde hij. Als investeerder. Zakenman. Aandeelhouder. ‘Nou,’ lachte ik, ‘ik zou graag, heel graag…’ Hij deed een kort knikje en was ineens weg.

mensen in nood

Berichtnavigatie


2 gedachten over “mensen in nood

  1. Maar nu… Als je toch van steeds groter materieel houdt, waarom ga je niet meteen met die mevrouw mee de opleiding volgen tot binnenvaartschipster? Afwisselend aan het roer, lekker veel tijd om te schrijven 🙂

  2. 😀 Ik overweeg een carrière als vrachtwagen- of buschauffeur. Ook mooi! Oud-TNT-medewerkers schijnen zich vanaf heden te kunnen omscholen in die richting.

    Nee, mijn groot materieel moet de menselijke geest + hun gedrag maar zijn: psychologie!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *