Rond vijf uur lig ik wakker. Woelen, draaien, peinzen. De natuur rond de flat lijkt nog stil. Dan klinkt vanuit de verte luid, paniekerig gegak en het komt in vliegende vaart dichterbij; een gans, of misschien meerdere, vliegt recht op mijn flat af. Ik lig nog in bed en luister. Een ongeluk voltrekt zich in fracties van seconden, zo ook nu. De gans maakt zoveel herrie dat ik vrees dat hij door mijn raam naar binnen zal zeilen. Vlakbij klinkt het gesnater en getetter. Dan een doffe klap. Nog een dreun. Gefladder van wieken. De natuur zo dichtbij klinkt heel onaangenaam. Een oorverdovend getoeter van ganzen-paniek. Daarna volgt de stilte. Ik sta rechtop naast mijn bed en gluur door het raam. Niets te zien. Is het arme beest op het dak beland? Neergestort? Gebroken vleugelpennen? Afgescheurde voetpeddels? Ik hoor nog wat geflapper en dan is het voorbij. Getuige was ik, van een stervende gans. Geen zwaan, maar een trompetgans. De stilte kwelt mijn maag en ik banjer door het huis. In de nok van het trappenhuis is een brandtrap met een luik naar het dak. Straks, op een meer christelijk tijdstip, zal ik die trap bestijgen. Op zoek naar de neergestorte gans. Gak! Een laatste teken van leven en sterven klinkt opeens vanaf het dak. Hetzelfde dak waar dat scholeksterpaar residentie heeft gekozen voor de opvoeding van hun langsnavelige kroost. Als dat maar geen burengerucht geeft… onrust op het dak. “Dode gans veroorzaakt al weken overlast aan omwonenden.” Ik kruip terug in bed, en luister weer. Een half uur later ofzo, ik ben de tijd verloren, klinkt opeens weer een kort gesnater: gak. Daarna stilte, die me steeds zwaarder valt. Ik had EHBO moeten verrichten! Hulp bieden! Het dak op! Te laat. Een trompetgans is gestorven. Na een verschrikkelijke aanvlieging met mijn flatgebouw.
Ik ben toch ingeslapen en nu pas opgestaan. In de keuken kijk ik snel uit het raam, naar de omgeving van de flat. Ik wrijf mijn ogen uit. Daar beneden beweegt iets. Gak. Ik haast me mijn balkonnetje op, en tuur de tuin in van mijn onderburen. Niet één gak, maar twee! Twee verbaasde jonge ganzen kijken de tuin rond en zoeken de einder. Nou… Kunnen ze lang zoeken op deze vierkante meter omheind tegelwerk. Hoe komen ze hier ooit weg? Nooit niet. De buren zullen de achterpoort moeten openen, want op deze manier kunnen ze nooit opstijgen en vaart maken. Ik grijp een zak oud brood en breek het in stukjes, die een minuut later bij de ganzen op de tegels neerdwarrelen. Hoop houdt in leven. De twee waggelen naar het brood, kijken even omhoog waar die hoop vandaan komt, en eten kalm verder. Hun blikken draaien nu alle kanten op. Opzij, omhoog, naar de houten veranda, voorbij de parasol, naar mijn raam. Tja, voorlopig zitten ze gevangen. Maar ze leven. De natuur heeft toch schijt aan ons.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
erg mooi Marinet!
Ja, en ze zitten inmiddels te loungen op de tuinstoelen.