Bij de buurtslager moet mijn hondje Wiedes buiten wachten. Dat gaat zonder morren; ik zeg blijf, en hij blijft. De riem hoeft nergens aan vast, want Wiedes weet wat blijven is. De slager ziet dat mijn hond heel netjes wacht, met zijn snoet precies aan de rand van de drempel. De slager zegt: ‘Zo zeg, hij luistert goed.’ Ik knik: nou en of. Dan zegt de slager met een knipoog: ‘Nu uw man nog.’ Och ja, ik was het vergeten, maar dit is de slager die al twee jaar lang deze grap maakt. De eerste keer beet ik venijnig terug: ik heb geen man. Schrok hij van. ‘Neemt u me niet kwalijk.’ De tweede keer keek ik hem met stiletto-ogen aan. Daarna ben ik de tel kwijt geraakt. Het is nu eenmaal zijn favoriete grap, en ik heb pas sinds kort door dat ik hem een plezier doe door telkens weer verrast te reageren.
Dus even voor de duidelijkheid.
De slager zegt: ‘Nu uw man nog!’ Hij grijnst naar zijn collega (die de grap toch ook al tienduizend keer gehoord zal hebben???) en dan naar mij.
En ik glimlach en zeg: ‘Was dat maar waar.’ Of ik knik instemmend: ‘Ja, nu mijn man nog.’
De conventies van het kletsen zijn niet bedoeld voor enige inhoud of verdieping. Ze zijn bedoeld om alle partijen te bevestigen: ik ben hier en u bent daar, net als uw hondje, bij de drempel. De slager, u bent de klant. Uiteraard zijn de beroepen verwisselbaar. Ik ben de bakker. De postbode. De belastinginspecteur. De politicus. De docent. De dichter. De leerling. De manager. De badmeester. Wat me eraan herinnert dat mijn zoon blij is met de badmeester die ook steeds dezelfde, flauwe grappen het meeste maakt. Bepaalde relaties gedijen blijkbaar op herhaling.

Nu uw man nog

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *