Mijn collega riep dat hij het nu echt met me had gehad. Ik zat op de prullenbak en zweeg. Hij riep dat het wat hem betreft einde verhaal was. Ik zei: ‘Waarom mag iedereen hier eigenwijs doen. Behalve ik.’
‘Oké,’ zei hij toen. ‘Laten we strijden. Maar niet hier.’
Ik volgde hem naar het magazijn. Hij nam zijn positie in bij het rek met bedorven bloemen terwijl ik zo losjes mogelijk tegen de voorraadkast motorolie leunde. ‘Waarom verandert het beleid hier elke dag,’ riep ik.
‘Er is maar één beleid,’ zei hij.
‘Niet.’
‘In p r i n c i p e wel,’ zei hij nu en hij keek me veelbetekenend aan. Ik kan slecht tussen de regels door luisteren, hoewel in stilte soms het meest wordt gezegd.
‘Kun je dat laatste nog eens herhalen,’ vroeg ik.
Hij knikte en zweeg weer.
‘Je hebt gelijk,’ zei ik. ‘Nu je het zegt, het beleid laat aan duidelijkheid niets te wensen over.’ Ik zette de flessen scooterolie recht en liet de stilte verder spreken.