Ik ben geen komeet-lander. Maar anders wist ik het wel. Ik zou landen in de holling van je buik, en er rusten als een ongeboren planeet. Of ik zou landen op het puntje van je haar, met uitzicht op de mensen die je wel liefhebt. Ik zou ook landen in je donkerste gedachten, me posteren tussen hebzucht en wellust, en dat het dan een keer geluk bracht.
Of ik zou landen op het kruispunt tussen nu en vorig jaar, toen je een keer zo lief was, zo lief dat ik dacht dat het aan mij lag. Een uur later werd ik weggestuurd, opnieuw met lege handen. Ik blijf nu eenmaal het kind, bedelend om jouw verstandhouding, omhoog kijkend, zoekend naar de juiste blik: ik mag hier landen. Vergissing.
Waar ik verder zou willen landen, nou, echt dus nooit op een komeet, maar wel: op het bureau van mijn bewindvoerder, en ik zou keihard in haar oren toeteren, hey hallo, ga verdomme je werk eens doen, want ik krijg alweer een aanmaning over een kwestie die jij als bewindvoerder moest oplossen! Hup, pak aan, mijn landingsgestel, recht in je oog, in de hoop dat je eens wakker wordt.
Maar het liefst zou ik landen in 2016, een ander leven in het vizier, weg van dit festival zonder uitgang, santekraam van beloften, vage beleefdheden; ik zou landen in de toekomst, klaar met weggewaaide dromen, en ik zou mijn komeetbestendige pak uittrekken en eens lekker kijken welke jurkjes in de rekken van de wereld hangen. Welke hakken springen bij hoog en laag, oorbellen van luidruchtig tot muisstil, en lingerie, bloedgeil knalrood of berustend blauwgoud, moederlijk appelgroen of mysterieus spinnenzwart. Daar zal ik landen, in spinrag – en als je me aantreft, dan ben ik waar ik wezen wil.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
wat mooi!