Alles kwam goed. De volgende dag haalden we gewoon twee nieuwe egels op in de Egelopvang. Ze zouden hier alle ruimte krijgen: vanuit de tuin konden ze het plantsoen in, naar het park, onder hagen door en dwars door struiken, of direct naar het bos. Heerlijk. De twee egels vonden inderdaad snel een plek in de tuin. En ze waren niet alleen, zo bleek; het egelhuis dat ik had neergezet, was ook binnen enkele dagen bewoond! Zo zie je maar: je hoeft de natuur slechts te faciliteren en dan komt het allemaal vanzelf. Nu hadden we dus opeens drie egels in de tuin; twee uit de opvang, en één vrije jongen uit de buurt. Het was hoorbaar ook. Elke avond rond half tien klonk er geknor, geritsel, gekrabbel en soms zelfs geblaf uit de heg. Hier was sprake van pittige ontmoetingen tussen drie stekelige types. Luid en duidelijk werd het terrein verdeeld en afgebakend.
In de schemering zette ik kattenbrokjes neer, op twee plekken zelfs. Want dat ene egelhuis was natuurlijk niet genoeg meer. Aan de andere kant van de tuin plaatsten we een grote omgekeerde bloembak, met eveneens wat stro erin.
Sindsdien is het superschattig om ’s avonds de bedrijvigheid te zien rond beide egelhuisjes: egels wandelen in en uit, snuffelen wat bij de etensbakjes, scharrelen in de haag, maken een ommetje, vallen halverwege de heg in slaap, duiken weer op onder een varen – en blijven soms pal voor je voeten stilstaan, in afwachting van wat komen gaat. Ze zijn ontzettend schuw en houden niet van drukte – herkenbaar.
De laatste weken heb ik het erg druk met – oneerbiedig gezegd – socializen. Een etentje hier, een lunch daar, een werkafspraak zus en een receptie zo. Ik voel me soms dan net zo’n egel.
Het liefst sla ik de boel gade vanonder mijn stekeljas: stil en beschouwend. Als het rumoerig en druk wordt, neem ik liever de benen en verdwijn het bos in. Ik kan heel gelukkig worden van een wandeling in de vroege ochtend: wanneer de lucht dun is, fris als wasgoed aan de lijn, de wind tintelt, en hoge bomen strijken met hun bladerdak langs de wolken als grote kwasten. Ik ruik en proef, en voel de dauw op mijn gesloten oogleden wanneer ik even stilsta. Socializen.
Mijn vriend zegt dat we een sociaal dier zijn en elkaar allemaal hard nodig hebben. Ja, dat is onbetwist waar. En er is iets wat ik nog harder nodig heb: een egelhuis voor mezelf, waar ik mijn stekels kan laten zakken. Ongezien, ongehoord, en bovenal: ongelofelijk gelukkig.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Ik had al een aantal keren gekeken of het vervolgverhaal van de egel er zou zijn. Heerlijk – genieten en herkenbaar. Dank je wel!
Leuk om van je te horen, Hettie. Wordt vervolgd 🙂