Zodra ik thuiskom, slaat hij toe, de wet die voorschrijft dat niet één ding fout zal gaan, niet twee, en ook niet drie – nee, alles tegelijk. Het loopt tegen zessen, ik trek een kliekje uit de koelkast en gooi het de oven in. Maar zodra ik het fornuis aankijk, vliegt een draaiknop los. De veer dwarrelt door de lucht en de knop belandt in de afwasteil. “Er moet nu niks meer gebeuren, want ik ben blut, begrepen?” roep ik symbolisch naar de hemel. Paniek. Wat, als ik straks niet meer kan koken? Met hoeveel kookpitten oogt een mens nog beschaafd, en kan zij de volgende morgen nog fluitend op het werk verschijnen? Is dit dan armoede: leven met een afgedankt gasfornuis, dat dreigt in te storten? Ik zoek op internet naar onderdelen gasfornuis Bosch. Ondertussen mijmer ik weg; ik herinner me hoe ik als klein meisje door de schoolarts werd gewaarschuwd: ‘Waarom kom je naar school op kaplaarzen? Zeg tegen je moeder dat dit heel ongezond is.’
Geen seconde vermoedde ik als kind armoede. Ik herinner me het kraakpand waar ik met mijn moeder belandde. Zij kluste bijna alles eigenhandig; wij leefden op een bank waarvan de bekleding was ge-witkalkt, overal in huis zaten ijzerdraadjes, touwtjes, onder de afvoer stond soms een emmertje voor de lekkende afvoer, in de winter kropen wij over de ijskoude halvloer om de watertoevoer te sluiten tegen bevriezing, en zij plakte de ramen af met landbouwplastic als isolatiemateriaal. Ben ik altijd arm geweest? Ik herinner me de emmers onder lekkende dakpannen, kortsluiting in de oververhitte elektriciteitskabel van een oude wasmachine. En alle fietsbanden die we moesten plakken met schuurpapier en solutie – mooi scrabblewoord. En: de lening die mijn moeder afsloot, zodat ik naar het gymnasium kon blijven gaan. (Dat heb ik vaak moeten horen, van die lening.) Maar ze heeft nooit gezegd: wij zijn arm. Wij waren even blut, het geld was op, we zaten te wachten op de kinderbijslag. En wij zagen er – ook als gezin – ontzettend, geweldig, hip, en origineel uit; in hutkoffers vol zelf genaaide kleren. Mijn moeder sleet nachten achter die naaimachine, en ’s morgens hing er een nieuwe broek of jurkje op een hangertje in de kamer. Tja: de wereld mag vergaan, maar kleren maken de man èn de vrouw.
Ik bestel de nieuwe draaiknop, hupla: meer dan 20 euro. Reken eens uit wat je voor 20 euro kunt doen. Bijna twee weken reizen met de tram. Een halve tas weekboodschappen voor ons kleine gezin. Zes pakken Aldi-Baldo-hondevoer. Eén keer naar de kapper zonder haar wassen en föhnen. Een halve tank benzine. Een avondje uit met een lieve vriendin. Of gewoon maar een paar dozen kaarsen. Voor het geval Murphy hier langer besluit te blijven.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Ik noem het altijd de wet van behoud van ellende…
Als je die €20,00 naast de bekeuring legt van €322,00 die mijn lief met mijn auto binnen 1 minuut in de wacht sleepte, valt het alleszins mee…
Jij krijgt er tenminste nog een knop voor.