In de dichtbundel Songloed van F. Starik blijf ik hangen bij het gedicht Otto. Otto is de kat van Starik; hij fantaseert wat hij van de kater wil bewaren na zijn dood.

Van zijn staart knip ik, mooi recht,
een iets te korte das. Van zijn darmen
span ik nieuwe snaren voor mijn contrabas,
de vacht bewaar ik voor een fraaie winterjas.

Ja, laten we de dieren hergebruiken. Ik wil mijn hond op wieltjes. Op een plankje. Zodat hij nooit meer zinkt als hij te water gaat.

Songloed

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *