Het vliegveld van Heraklion is maandagmiddag een bijenkorf. Reizigers struikelen over elkaars voeten en koffers. We voegen ons in een rij, zweten stoïcijns, en checken in. Vreemd genoeg moet je hier je koffer weer meenemen, naar de volgende rij. Op het grote bord staat geen gate vermeld: de instaptijd is ver weg. Kalm aan bestellen we bij de koffiebar een donut en cola. In de verte hoor ik een stem iets omroepen. “Final call for all passengers for Amsterdam. Please go to the gate…”
Romeo loopt weer naar het grote bord. Hij komt paniekerig terug: we moeten naar gate 3, nu, snel. Ik snap het niet, we zijn ruim op tijd, we beginnen toch pas om 18 uur met instappen?
Nee, nee! Hij trekt me bijna mee, ik gooi een halve donut weg.
Weer horen we de stem omroepen: final call for passengers of flight CND196.
Bij gate 3 staan drommen mensen, maar niemand loopt door. Ik snap er niks van en besluit maar voor te piepen: we tonen onze instapkaart aan een beambte. Ze loodst ons onmiddellijk met twee andere passagiers mee: trap af, brandende zon, busje in, hup hup, naar het vliegtuig. We gaan snel naar onze plaats, 4E en 4F, mensen kijken ons vermanend aan. We blijken die allerlaatste passagiers op wie gewacht werd… Nog geen vijf minuten later scheurt de piloot naar de baan, en baf, daar gaan we. In het geraas van de motoren vraag ik Romeo wat er nu precies op het bord in de hal stond.
Hij zegt: “Er was iets met een gewijzigde vertrektijd. Niet om 18 uur instappen, maar om 18 uur vertrekken.”
Die final call was dus voor ons… terwijl wij rustig aan onze donut zaten, stond het toestel klaar voor de start. Een overhaast vertrek blijkbaar. We stijgen op. Onder ons vervaagt het rotsachtige, ruige eiland tot een geografische tekening. Romeo slikt en verbijt zich. Naast me zit een meisje en ik begin een praatje: “Hoe was je vakantie?”
“Oh, leuk hoor,” zegt ze. “Wij zaten tegenover de Star Beach, je weet wel, van oh, oh, Cherso.”
Ik probeer me er iets bij voor te stellen.
En jullie? wil ze weten.
Wij zaten in de rimboe, antwoord ik vaag. Er was niks en niemand.
Echt? vraagt ze ongelovig. Geen disco? Of een waterpark?
Nee, zeg ik, helemaal niks. Afgezien van lokale bewoners, en een insectje hier of daar.
Gadver! Ze trekt een gezicht. “Dan was ik meteen weg gerend.”
Ik tuur naar de bergen diep onder ons. De motoren loeien, Romeo huilt.
Wegrennen, nee, dat wilden wij nooit. Ja, nu, verplicht. De andere kant oprennen: terug ons stadse leven in…
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
dat is altijd hatelijk, het ene moment lekker “chill”, en het andere moment superstressy… en geef mij ook maar de rimboe!
Doet mij denken aan Portugal. Toen dieleeden wij als gezin ook de vlucht … Ik zeg: leve de jungle en insectjes. Gerso en disco sucks ☺️