De leerlingen moeten tijdens deze les 10 tekstvragen op de computer maken; een soort examentraining. Eind van de middag, de smartphones loeren naast de toetsenborden, buiten schijnt de nazomerzon. Eén meisje komt amper aan de vragen toe, zoals gewoonlijk. Snel afgeleid door de ontzettend belangrijke zaken des levens: lipstick, parfum, tasjes, schoenen. Net voordat ze haar pc mag afsluiten, veert ze op en zegt, bijna enthousiast: “Mevrouw, ik heb een zelfmoord gezien, wist u dat, gewoon op me stage.” Ze werkt in een apotheek ergens in de wijk.kind-achter-raam
Ik schiet onmiddellijk in de irritante Begrijpende Juf. “Wat vreselijk, vertel eens, wat gebeurde er, wie waren er bij je?”
Ze klemt haar Gucci-tasje onder haar oksel en somt op: “Ik zat achter, bij de voorraad, daar is het raam, daarachter zijn huizenblokken, zo ligt de straat, en mevrouw, ik zie hem gewoon langs me raam komen, hè, dus ik ren naar het raam en ja, daar ligt die man.”
Een jongen luistert met bewonderende blik naar haar, en polst stiekem haar strakke jurkje.
“Hè wat afschuwelijk, en toen,” vraag ik.
“Nou,” zegt ze, “toen was ie dood natuurlijk. Kijk, zijn hoofd lag zo scheef, en daar verderop lagen z’n hersenen, echt mevrouw, ik zweer, ik heb het zelf gezien, en verderop lag nog iets… wacht…” Ze denkt na en zegt shit, dat ze alle organen niet kent. “Ik weet niet, mevrouw, hoe dat heet, maar het was een orgaan en het lag helemaal daar. En de mensen liepen door, niemand kwam helpen, want ze zeiden: hij is toch dood.” Ze kijkt voor zich uit en slikt. Haar stem knalt door haar roze lipstick.
“Je was zeker wel geschrokken,” zeg ik. Ondertussen lopen de andere leerlingen het lokaal uit.
“Ja, nee mevrouw. Ik weet niet meer, ik stond te trillen. Kijk, er zaten ook allemaal vlees-spetters op me raam, bij me balie.” En ze maakt een waaierend gebaar met haar handen. Ze is zo jong, zo blij, zo leergierig – ook bij zelfdoding. “Toen kwam de ambulance, en er kwam iemand vragen of ik wilde praten.”
Slachtofferhulp, dat krijg je standaard aangeboden. Maar ze wilde niet. Waarom niet, vraag ik, zo gewend aan onze praatcultuur.
“Nee mevrouw,” zegt ze, “ik hoef niet te praten, want die man is al dood. Dat zegt me moeder ook. Dus het maakt niks meer uit.”
De bewonderende jongen maakt een grap: je moet geld vragen, voor hulp, je kunt vast slachtoffergeld krijgen.
Nu stuift het meisje op: “Echt, echt waar? Waar moet ik bellen, ik ga meteen praten!” En ze vliegen lachend het lokaal uit.

zelf gezien

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *