Op het dijkje lag een overreden meerkoet. Haar roodgemutste kuikens piepten in de sloot en werden door de reiger opgeslokt; verstandige dood, want wat ben je, zonder moeder. En de dode meerkoet werd steeds platter dus ik riep: stop, stop, parkeer je auto, zet uit die gsm, buig het hoofd en wees een moment stil. Laten we dit onbenullige, ongeziene, betekenisloze, dertien-in-een-dozijn-waterkipje waardig begraven. Kijk, ze had grappige kraalogen. Kijk, de ene poot groeide een beetje scheef. Ach, kijk, haar vleugels zijn geknakt en uit het bekje loopt een spoor van stroop. Dat is bloed. Nee, diarree. Wees stil, jullie! Zonder graf is er geen einde; daarom sloop Antigone ’s nachts naar buiten en gaf haar dode broer – tegen de wetten van Kreon in – een rustplaats. Arme Antigone, je zult het met de dood bekopen; de wereld draait niet om jouw liefde voor hem. En evenmin om meerkoeten, trouwens.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok