Tijdens het tangoweekend, in een spiritueel wijkcentrum, leerden wij alles over kleine spiertjes, holle ruggen, lage schouders, ocho’s en pivot’s, boleo’s en over de tweede positie. In de middag pauzeerden we, in de tuin. We wisselden ervaringen uit over tangolessen en we haalden cappuccino, maar de baliemevrouw wist niets van cappuccino, want het was haar balie niet. Kinderen liepen plotseling gillend en stoeiend rond tussen de tafeltjes en kussens. Ook nu deed de baliemevrouw niets, want het waren niet haar kinderen. Een stoere tanguéra van 17 nipte van haar tonic en zei: “Ik haat kinderen. Heeft u kinderen?”
Ik durfde het haast niet te bekennen. “Eh, ja. Maar ik haat ze soms ook.”
Ze knikte. Toen liep ze op haar tango-stiletto’s naar de piano, en begon aan een lied. Voor een kinderhater had ze een betoverend mooie aanslag. De kinderen slopen naar de piano. Ik luisterde met kippevel naar de melodie die uit die boze vingers druppelde. Toen sloeg een van de kinderen haar glas tonic omver. Het meisje stopte, keek hol voor zich uit en zei: “Glas kapot.”
Ik knikte en zei: “Niet op letten. Doorspelen.”

tango-stiletto’s

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *